Kamerbrief verlenging van de Nederlandse militaire bijdrage aan SFIR (deel 2)

Gestart door -Peter-, 05/12/2003 | 16:18 uur

-Peter-

Kamerbrief verlenging van de Nederlandse militaire bijdrage aan SFIR

Economische ontwikkelingen-

Zoals reeds vermeld in de brief van de regering d.d. 6 juni jl. verkeert de
economie van Irak in een deplorabele toestand na decennia van economisch
wanbeleid, oorlogen en sancties. Ook al is reeds een begin gemaakt met de
economische wederopbouw, de huidige situatie, zeven maanden na de val van
het regime van Saddam Hoessein, is nog verre van bevredigend. Er zal nog
veel moeten gebeuren om het economische tij ten goede te doen keren. Dankzij
het feit dat Irak beschikt over één van de grootste
oliereserves ter wereld, een relatief goed opgeleide beroepsbevolking en
vruchtbare landbouwgronden kan dit betrekkelijk snel gaan. Daartoe is
evenwel noodzakelijk dat de veiligheidssituatie verbetert.

De eerste stappen voor een overgang naar de vrije markt zijn reeds gezet. Op
22 en 23 september jl. heeft de Iraakse minister van Financiën Kamel
al-Kilane tijdens een IMF bijeenkomst in Dubai vergaande economische
hervormingen aangekondigd. Deze hervormingen zijn erop gericht een vrije
markteconomie in Irak in te voeren en liberalisering van diverse sectoren,
onder andere buitenlandse investeringen, het bankwezen, belastingen en
tarieven, te bevorderen.

Overgang naar een vrije markt op het gebied van voedselvoorziening zal de
volgende moeilijke etappe zijn. Vóór het conflict was zestig procent van de
bevolking volledig afhankelijk van voedseldistributie door middel van het
zogenaamde "Public Distribution System" (PDS) van het Olie-voor-Voedsel
programma van de Verenigde Naties. Met het oog op de invoering van een vrije
markt voor voedsel is in Veiligheidsraadresolutie 1483, aanvaard op 22 mei
2003, vastgesteld dat dit programma op 21 november
zou worden beëindigd. Dit is inmiddels relatief probleemloos verlopen. Het
PDS, evenals de andere verantwoordelijkheden die aan het programma verbonden
zijn, zijn grotendeels aan de CPA en de IGC overgedragen. Aangezien deze
beide instellingen nog weinig ervaring hebben met het PDS blijft het ´World
Food Program´, dat tot nog toe verantwoordelijk was voor het
Olie-voor-Voedsel programma, betrokken bij de uitvoering van het programma.

Ook de verkoop van olie werd in resolutie 1483 aangepast aan de nieuwe
situatie in Irak. Export van olie en het besteden van de inkomsten hieruit
staan sinds mei jl. onder controle van de CPA en de IGC. De oliesector is
overigens uitgezonderd van bovengenoemde economische hervormingen. Deze
sector zal derhalve vooralsnog onder staatscontrole blijven.

Humanitaire situatie

Na de aanslag op het VN-hoofdkwartier in Bagdad op 19 augustus jl. heeft
UNHCR zijn werkzaamheden inzake het faciliteren van de terugkeer van
Irakezen vanuit buurlanden opgeschort. Vanuit West-Europa vindt op kleine
schaal vrijwillige terugkeer van vluchtelingen plaats. Via het programma
voor vrijwillige terugkeer van de Internationale Organisatie voor Migratie
(IOM) zijn de laatste maanden vanuit Nederland enkele tientallen
vluchtelingen naar Irak, en onder meer naar de provincie Al-Muthanna,
teruggekeerd.

Hoewel er geen sprake is geweest van een grootschalige humanitaire
catastrofe zijn er wel degelijk humanitaire noden. Deze noden zijn
grotendeels het gevolg van een combinatie van kwesties voorafgaand aan het
militair optreden door de coalitie (sancties, slecht beheer van opbrengsten
van de fossiele brandstoffen) en de plunderingen en anarchie die ontstonden
na het optreden door de coalitie. Om deze reden is door de regering tijdens
de conferentie in Madrid 5 miljoen Euro toegezegd voor
leniging van humanitaire noden in 2004.

De huidige problemen in Irak worden grotendeels veroorzaakt door het gebrek
aan veiligheid. De verslechterde veiligheidsituatie heeft onder meer
geresulteerd in de gedeeltelijke terugtrekking van medewerkers van de
Verenigde Naties en enkele NGO's. Ook humanitaire werkers zelf zijn nu
doelwit geworden in een reeks van bloedige incidenten. Naast de bekende
aanslagen op het VN kantoor en het hoofdkantoor van het ICRC in Bagdad zijn
twee medewerkers van de door Nederland gefinancierde NGO Mine
Action Group (MAG) recent om het leven gekomen, evenals twee ICRC
medewerkers elders in Irak. Het ICRC heeft naar aanleiding van de aanslag op
het hoofdkantoor van 27 oktober jl. een deel van haar buitenlandse staf
teruggetrokken. Een volledige terugtrekking van het ICRC uit Irak is evenwel
vooralsnog niet aan de orde. Een aantal NGO's heeft het voorbeeld van ICRC
inmiddels gevolgd, en (een groot deel van) de buitenlandse staf
teruggetrokken (veelal naar Amman). Veel achtergebleven organisaties
'beschermen' zich door herkenningstekens als naamborden en logo's van auto's
en gebouwen te verwijderen, maar zetten werkzaamheden voort; een toenemend
aantal organisaties heeft Irak inmiddels om redenen van onveiligheid geheel
verlaten. De VN heeft aangegeven dat, ondanks de reductie in internationale
stafleden, voldoende nationale staf actief is in Irak om essentiële
humanitaire taken te kunnen uitvoeren, maar deze situatie kan natuurlijk
niet eindeloos voortduren.

De veiligheidsproblematiek heeft overigens al tot gevolg dat particuliere en
multilaterale organisaties grote moeite hebben om beschikbare fondsen voor
humanitaire hulp te besteden. Beveiliging van humanitaire organisaties is
een complexe aangelegenheid, met name omdat veel van deze organisaties hun
neutraliteit van zeer groot belang achten en van mening zijn dat deze zich
niet laat rijmen met bewapende bescherming door de stabilisatiemacht.

De VN gaat er vooralsnog van uit dat aan het einde van 2003 kan worden
begonnen met het geleidelijk uitfaseren van humanitaire hulp, dankzij de
gunstige prognoses voor de graanproductie (dit jaar tweeëntwintig procent
meer opbrengst dan in 2002) en de opheffing van de economische sancties.
Gezien het grillige verloop van de ontwikkelingen moet worden afgewacht of
de VN in dit opzicht gelijk zal krijgen. Een voedselcrisis is weliswaar op
korte termijn afgewend, maar een groot deel van de
bevolking blijft voorlopig afhankelijk van hulp. Het World Food Programme
(WFP) heeft tijdens onderhandelingen over een kleine driehonderd contracten
2,2 miljoen ton voedsel met een waarde van ruim 900 miljoen dollar
veiliggesteld. Deze voorraad is voldoende om tot juni 2004 voedsel te
distribueren.

Wederopbouw-

De prioriteiten voor Irak verschuiven nu merkbaar van eerstelijns
humanitaire hulp naar wederopbouw. Een goede coördinatie van het
wederopbouwproces is van groot belang, waarbij Irakezen een leidende rol
zouden moeten spelen. Het wederopbouwproces komt inmiddels langzaam op gang
en een aantal resultaten is reeds geboekt. Voorzieningen op het gebied van
elektriciteit, water, gezondheidszorg, onderwijs en telecommunicatie zijn in
vergelijking met enkele maanden geleden aanmerkelijk verbeterd.
Daarnaast zijn in de meeste Iraakse plaatsen stadsbesturen en gemeenteraden
geïnstalleerd.

Er moet echter nog veel gebeuren. De VN en Wereldbank hebben de
wederopbouwnoden van Irak geraamd op 36 miljard dollar voor de periode 2004
tot en met 2007. Daarnaast komt de CPA tot een bedrag van 20 miljard dollar
voor sectoren die niet verwerkt zijn in de analyse van VN en Wereldbank,
zoals veiligheid en olie. In totaal 61 landen hebben bij de donorconferentie
voor Irak, die op 23 en 24 oktober in Madrid heeft plaatsgevonden hun
bereidheid uitgesproken de nieuwe Iraakse regering en de
wederopbouw van het land financieel of op een andere wijze te steunen. Van
de 56 miljard dollar die genoemd werden in de zogenaamde "needs assessment"
van de Wereldbank en de VN is 33 miljard dollar aan schenkingen en leningen
toegezegd. Alhoewel dit bedrag niet de totale behoefte dekt, kan met de
toegezegde middelen een begin met de wederopbouw worden gemaakt. VN en
Wereldbank geven aan dat mettertijd investeringen steeds meer gedekt zullen
worden door overheidsinkomsten of de particuliere
sector. Daarmee zal de behoefte aan donorondersteuning afnemen Nederland
heeft tijdens deze conferentie een bedrag van 13 miljoen euro ter
beschikking gesteld. Te betreuren valt dat Frankrijk, Rusland en Duitsland
geen financiële steun hebben toegezegd.

Wederopbouw is echter niet mogelijk zonder verbetering van de
veiligheidssituatie. Zoals ook het geval is bij de humanitaire hulpverlening
hebben de minimale bezetting en de voortdurende onveiligheid gevolgen voor
de uitvoering van de wederopbouwactiviteiten. Tijdens de conferentie gaven
VN en Wereldbank nogmaals te kennen dat ook voor uitvoering van activiteiten
vanuit de nieuwe International Reconstruction Fund Facility for Iraq de
veiligheidssituatie cruciaal is. Donoren benadrukken dat deze
faciliteit snel in werking moet treden. Gezien de minimale aanwezigheid van
VN en Wereldbank, die de faciliteit zullen beheren, is het echter de vraag
wanneer deze in werking zal kunnen treden.

Mandaat SFIR-

VN-Veiligheidsraadresolutie 1483, die een beroep doet op lidstaten bij te
dragen aan de stabiliteit en veiligheid in Irak, vormt nog steeds de
politieke en juridische basis voor de Nederlandse deelneming aan de
stabilisatiemacht. De unanieme aanvaarding van resolutie 1511 door de
VN-Veiligheidsraad brengt geen wijziging in de bestaande structuren in Irak,
de wijze van bestuur of de rol van de Autoriteit. Deze blijven bepaald door
de eerdere resolutie 1483. Wel machtigt ('authorises') de
VN-Veiligheidsraad in resolutie 1511 expliciet de aanwezigheid van een
multinationale troepenmacht onder verenigd bevel, die alle militaire
eenheden omvat afkomstig van zowel de bezettende mogendheden als van andere
landen.

Invloed op besluitvorming-

De stabilisatiemacht bestaat uit een coalitie van deelnemende landen die
wordt aangevoerd door de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk. Het is
van belang dat naast de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk de
overige troepenleverende landen voldoende betrokken zijn bij de algemene
politiek-militaire beleidsbepaling van de stabilisatiemacht en de
informatie-uitwisseling. Daartoe organiseert de Verenigde Staten
tweewekelijks een coalitieoverleg in Washington waarin met
troepenleverende landen gesproken wordt over onder meer de politieke en
economische ontwikkelingen in Irak, de humanitaire situatie en de
veiligheidsituatie. Er wordt overleg gevoerd met het Verenigd Koninkrijk en
de deelnemende landen in de Britse divisie. Op Nederlands initiatief wordt
dit geformaliseerd in het 'Committee of Contributors' voor troepenleverende
landen aan de Britse divisie in Zuid-Irak. Voorts zijn troepenleverende
landen via nationale vertegenwoordigers in het operationele
Amerikaanse hoofdkwartier in Bagdad betrokken bij de militaire
commandovoering. Ook heeft Nederland een politieke liaison geplaatst op het
Britse divisiehoofdkwartier in Basra.

Deelnemende landen

Aan de door het Verenigd Koninkrijk geleide divisie in Zuid-Irak nemen naast
Britse en Nederlandse eenheden tevens Italiaanse, Deense, Litouwse, Noorse,
Roemeense, Portugese, Nieuw-Zeelandse en Tsjechische eenheden deel. In de
overige divisies van de stabilisatiemacht nemen troepen deel uit een
dertigtal landen, waaronder naast de Verenigde Staten, Australië, Polen,
Oekraïne, Spanje, Hongarije, Bulgarije, Dominicaanse Republiek, de
Filippijnen, Honduras, Kazakstan, Zuid-Korea, Letland,
Macedonië, Moldavië, Nicaragua, El Salvador, Slowakije en Thailand.

Militaire aspecten

Taakuitvoering Nederlands detachement-

Ondanks het goede werk dat de Amerikaanse mariniers in Al-Muthanna verricht
hebben en de vele projecten die zij hebben opgestart, trof het Nederlandse
detachement in Irak aan het begin van de uitzending een zwaar verwaarloosde
provincie aan, waar bovendien kort na de oorlog veel geplunderd was. Als
deelnemer aan de stabilisatiemacht voor Irak stelt Nederland zich tot doel
om bij te dragen aan een veilig en stabiel Al-Muthanna, hetgeen uiteraard
afhankelijk is van een reeks factoren. Primair
heeft het detachement zich gericht op het verbeteren van de stabiliteit en
de orde. Het accent van het optreden lag daarbij op intensieve
patrouillegang bij dag en nacht en het inrichten van controlepunten.
Daarnaast is veel aandacht besteed aan de begeleiding van konvooien, onder
andere om de brandstofvoorziening voor de lokale bevolking zeker te stellen.
Deze activiteiten worden waar mogelijk en naarmate de tijd verstrijkt in
toenemende mate in nauwe samenwerking met de lokale politie
uitgevoerd.

De CIMIC-eenheid van het detachement heeft kort na aankomst een analyse van
de lokale problemen gemaakt. Als doel werd gesteld om per 15 november 2003
de vooroorlogse situatie te hebben hersteld en, bij nader te bepalen
prioriteiten, een verbetering te bewerkstelligen. Per maand werd een
hoofdthema geselecteerd. De eerste maand kregen de eerste levensbehoeften
bijzondere aandacht: elektriciteit, water en brandstofvoorzieningen. De
tweede maand lag de nadruk op openbare veiligheid,
gezondheidszorg en justitie. De derde maand werd toegespitst op het aspect
irrigatie in de landbouw, opbouw lokale economie, infrastructuur en
telecommunicatie. In deze laatste maand voor de rotatie richt de
CIMIC-eenheid zich vooral op onderwijs, welzijn, riolering en publieke
welzijnsvoorzieningen. Recent is goedkeuring verleend voor de financiering
van een additioneel CIMIC-project ter waarde van 60.000 euro ter verbetering
van het sanitair van een vijftiental scholen en een CIMIC-project
ter waarde van 38.000 euro gericht op de renovatie van een post van de
Iraakse grenspolitie. Uit het Vredesfonds van het Ministerie van
Buitenlandse Zaken is een bedrag van 833.000 euro beschikbaar gesteld voor
het uitrusten van de Iraakse politie in Al-Muthanna met onder andere
transport- en verbindingsmiddelen.

Bij uitvoering van de Nederlandse werkzaamheden zijn de gestelde doelen
grosso modo gehaald. Dit heeft stellig bijgedragen aan een veiliger en
stabieler Al-Muthanna. Op het gebied van brandstofvoorziening, openbare
veiligheid, industrie en onderwijs zijn de gestelde doelen zelfs flink
overtroffen. Mede door de opleidingsactiviteiten van het Nederlandse
detachement is er steeds meer politie op straat. Momenteel wordt in
voldoende mate in de eerste levensbehoeften voorzien en zijn meer goederen
verkrijgbaar.

Alle CIMIC-activiteiten vonden plaats in het kader van het zogenaamde
beleidskader 'civiel-militaire samenwerking'. De activiteiten werden
gedeeltelijk gefinancierd met door de minister voor
Ontwikkelingssamenwerking beschikbaar gestelde middelen, en gedeeltelijk
door gebruikmaking van middelen uit het zogenaamde Commanders Emergency
Relief Fund. Dit zijn gelden die door de Verenigde Staten (Coalition Joint
Task Force 7) en de CPA via de Brits geleide divisie ter beschikking worden
gesteld aan
militaire eenheden - waaronder het Nederlandse detachement - om in het kader
van de missie een veilige en stabiele omgeving te bewerkstelligen.

Sinds het begin van de uitzending van het Nederlandse detachement naar Irak
is in de provincie Al-Muthanna verder veel gedaan aan de wederopbouw van het
openbaar bestuur. Naast de enorme infrastructurele schade ten gevolge van
langdurige verwaarlozing en oorlog werd met name ook een bestuurlijk vacuüm
aangetroffen. Gemeenteraden en provincieraad waren niet aanwezig. Van enige
controle op het voor een deel corrupte ambtenarenapparaat was geen sprake.
Nederland heeft ter ondersteuning van de
activiteiten van de CPA advies geleverd over het opzetten van gemeenteraden
en een provincieraad. De politieke verantwoordelijkheid voor dit proces lag
uiteraard bij de CPA. Overigens is het functioneren van de CPA zowel op
nationaal als op provinciaal niveau nog steeds voor verbetering vatbaar.

In oktober hebben getrapte verkiezingen plaatsgevonden voor een nieuwe
Gouverneur - eveneens onder verantwoordelijkheid van CPA. De eerdere
Gouverneur, sjeik Sami, was op tijdelijke basis door de Amerikanen
aangesteld en thans minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid; de nieuwe
Gouverneur in Al-Muthanna daarentegen is de eerste - min of meer -
democratisch verkozen Gouverneur in Irak. Tevens zijn er door CPA - wederom
met Nederlandse steun - zogenaamde Terms of Reference geschreven op het
gebied van lokaal bestuur. In dit CPA-document is vastgelegd wat de
verantwoordelijkheden zijn van het lokaal bestuur, hoe de verschillende
lokale bestuursorganen als gemeenteraden, provincieraad en Gouverneur met
elkaar verband houden, en op welke wijze deze organen toezicht kunnen houden
op het ambtenarenapparaat en de uitvoering van het beleid. Het in
Al-Muthanna gekozen bestuursmodel alsmede de reeds genoemde 'Terms of
Reference' worden inmiddels elders in Irak gekopieerd.

[bron: www.afmp.nl]
Een land is niet sterk als zij oorlog kan voeren, zij is pas sterk wanneer zij oorlog kan voorkomen...