Akkoord Arbeidsvoorwaarden Defensiepersoneel over 2004 - 2006

Gestart door -Peter-, 05/07/2006 | 15:26 uur

marc66

En men(?) zich maar afvragen; waarom komt er toch niemand bij Defensie werken??????  :( :( :( :( ??? ??? ??? ??? ???

Mikemans

Join de proverbiale club! Er is nog maar 1 antwoord mogelijk: DOEI DEFENSIE!!!! want als dit geaccepteerd wordt kan defensie dus werkelijk alles maken zonder personeel te verliezen.

-Peter-

Citaat

- Voor schepelingen en subalterne officieren die op 1 januari 2006 jonger zijn dan 31 jaar geldt een generieke ontslagleeftijd van 60 jaar.


En vanaf dit moment kijk ik dus aan tegen 7 jaar extra werken  >:( >:( >:( >:(
Een land is niet sterk als zij oorlog kan voeren, zij is pas sterk wanneer zij oorlog kan voorkomen...

-Peter-

VERVOLG:

In verband hiermede wordt de huidige clearing house constructie voor de gezinsleden van militairen verlengd tot 1 januari 2007. Defensie zal deze periode tevens benutten om de mogelijkheid te onderzoeken of voor in het buitenland geplaatst burgerpersoneel alsmede de gezinsleden van in het buitenland geplaatst militair en burgerpersoneel een op de clearing house gelijkende constructie tot stand kan worden gebracht, danwel of de uitvoeringsproblematiek kan worden ondervangen door een systematiek van bevoorschotting. Uitkomsten van dit onderzoek zullen worden betrokken bij de uiterlijk op 1 januari 2007 te maken nadere afspraken over de premiecompensatie.

e. Invaliditeitsgepensioneerden en nabestaanden als gevolg van overlijden in verband met een dienstongeval jonger dan 65 jaar
Partijen spreken af dat vanuit de bijzondere zorgplicht voor de doelgroep van militaire oorlogs- en dienstslachtoffers de inkomensafhankelijke ZVW- bijdrage bij de militaire dienstinvaliditeitspensioenen en dienstnabestaandenpensioenen, conform de systematiek bij arbeidsongeschiktheidspensioenen, voor personen jonger dan 65 jaar door Defensie wordt vergoed. Verder constateren partijen dat voor eventuele meerkosten ten gevolge van de dienstverband aandoening, met betrekking tot de premie voor de basis- en aanvullende verzekering de geldende Voorzieningenregeling voor oorlogs- en dienstslachtoffers reeds in een aanvullende vergoeding voorziet.

f. Wachtgelders
Partijen spreken af dat voor deze categorie gewezen personeel de inkomensafhankelijke ZVW-bijdrage door Defensie wordt vergoed.

g. FPU'ers
Partijen hebben geconstateerd dat voor FPU'ers in de Pensioenkamer is afgesproken dat de op basis van de Zorgverzekeringswet door het individu verschuldigde inkomensafhankelijke bijdrage over het ten laste van het VUT-fonds komende deel van de FPU-uitkering wordt vergoed. Deze vergoeding wordt door Defensie eveneens verstrekt over de door de gewezen ambtenaar verschuldigde inkomensafhankelijke ZVW-bijdrage over de suppletie ingevolge de FPU-plus-regeling.

h. Grensgangers
De per 1 januari 2006 in België en Duitsland wonende gezinsleden van in Nederland geplaatste militairen kunnen na invoering van de Zorgverzekeringswet geconfronteerd worden met hogere ziektekosten. Als overgangsmaatregel zullen reeds op 1 januari 2006 in Duitsland en België wonende gezinsleden van militairen die in Nederland in actieve dienst zijn onder de toepassing van de Europese sociale zekerheidsverordening worden gebracht. Defensie streeft er naar gezinsleden van militairen die in Seedorf geplaatst waren, thans nog in afwachting zijn van een functietoewijzing in Nederland en woonachtig blijven in Duitsland onder hetzelfde regime te brengen. Defensie zal de gezinsleden die hiervoor in aanmerking willen komen aanmelden bij het College voor Zorgverzekeringen (CvZ). Gezinsleden die in Duitsland of België salaris of een uitkering ontvangen en daardoor in het woonland verzekerd zijn voor ziektekosten, komen hiervoor niet in aanmerking.
Na aanmelding zijn betrokkenen de nominale ZVW-bijdrage verschuldigd en krijgen zorg overeenkomstig het woonlandpakket met de mogelijkheid (Duitsland vanaf 1-1-2006, België vanaf 1-7-2006) zorg in Nederland in te roepen. Betrokkenen die voldoen aan de criteria van de Wet op de zorgtoeslag hebben recht op een zorgtoeslag.

Partijen spreken af dat zij, indien binnen het ziektekostendossier thans niet voorziene of te voorziene omstandigheden daartoe aanleiding geven, daaromtrent nader in overleg zullen treden.

7. Reiskosten en mobiliteit

7.1 Woon-werkverkeer

Kilometervergoeding eigen vervoer
Partijen hebben afgesproken de beperking van de kilometergrens voor burgerpersoneel reizend met eigen vervoer, conform de afspraken zoals die voor militair personeel gelden, met ingang van 1 april 2006 te verhogen van 40 kilometer naar 94 kilometer.

Kilometervergoeding moeilijk bereikbare plaatsen
Per 1 juli 2006 wordt de kilometervergoeding voor woon-werkverkeer voor moeilijk bereikbare plaatsen, als bedoeld in artikel 3 lid 1 onderdeel a van de verplaatsingskostenregeling militairen en artikel 12 lid 1 onderdeel a van de verplaatsingskostenregeling burgerambtenaren Defensie, verhoogd van € 0,19 per kilometer naar € 0,25 per kilometer.

Grensarbeiders
Partijen hebben afgesproken de regelgeving met betrekking tot woon-werkverkeer op grond van de verplaatsingskostenregeling militairen ook van toepassing te verklaren op personeel, tewerkgesteld in Nederland en woonachtig in een van de grenslanden.

Verstrekking openbaar vervoer bewijzen
Partijen hebben afgesproken de verstrekking van openbaar vervoer bewijzen voor reizen van woning naar standplaats in de loop van 2006 door Defensie te laten geschieden.

Emolumententermijn
Partijen komen overeen dat de periode waarbinnen aanspraak bestaat op een tegemoetkoming in de reiskosten indien niet dagelijks wordt gereisd, zoals bedoeld in artikel 20 van het Verplaatsingskostenbesluit Militairen, kan worden verlengd van maximaal drie naar maximaal vijf jaar.

7.2 Dienstreizen

Kilometervergoeding dienstreizen
Partijen spreken af dat met ingang van 1 januari 2006 de kilometervergoeding bij dienstreizen met de auto wordt verhoogd van € 0,18 naar € 0,19 per kilometer.

Dienstreizen Koninklijke Marechaussee
De tijdelijke voorzieningen voor detacheringen van personeel van de Koninklijke Marechaussee worden omgezet in een structurele voorziening in het Dienstreisbesluit.

Technische afspraken dienstreizen
De regelgeving schrijft voor dat de uurcomponent, waar men bij een buitenlandse dienstreis aanspraak op heeft, gebaseerd wordt op hele naar beneden afgeronde uren. Partijen hebben afgesproken om deze aanspraak voortaan te baseren op ieder uur of gedeelte van een uur dat de buitenlandse dienstreis duurt.

De regelgeving schrijft voor dat na acht dagen dienstreis met horeca overnachting op dezelfde locatie slechts aanspraak bestaat op de halve grote component. Partijen zijn overeengekomen deze regel met ingang van 1 juli 2006 af te schaffen.

In de regelgeving wordt bij vergoedingen onderscheid gemaakt tussen genoten maaltijden bij een horeca of niet-horecabedrijf. Omdat de component niet-horecabedrijf zeer weinig wordt gebruikt en omdat het onderscheid tussen een horeca en niet-horecabedrijf steeds moeilijker te bepalen is, hebben partijen afgesproken deze vergoedingscomponent met ingang van 1 juli 2006 af te schaffen.

Partijen hebben afgesproken de definitiebepaling van Europa in de Regeling Dienstreizen Defensie (alsmede in het Verplaatsingskostenbesluit Defensie) met ingang van 1 juli 2006 te bepalen als Europa inclusief Turkije.

7.3 Inhouding huisvesting bij legering in oudbouw

De bestaande beperking van de inhouding huisvesting bij legering in oudbouwcomplexen wordt gedurende de looptijd van dit akkoord gecontinueerd.

8. Buitenland en uitzendingen

8.1 Uitbreiding aanspraken Family Support

Om de aantrekkelijkheid van een plaatsing in het buitenland te verhogen en de thuisfront/personeelszorg voor uitgezonden militairen te verbeteren hebben partijen de volgende afspraken gemaakt.

De aanspraak op vergoeding van de kosten van repatriëring bij ernstige ziekte of overlijden van familieleden wordt uitgebreid tot en met de tweede graad (broers, zussen, zwagers, schoonzussen, grootouders, kleinkinderen).

De kosten van inhuur van vervoer gedurende de periode dat de naar het buitenland geplaatste militair, ten gevolge van de verscheping van zijn inboedel, niet over zijn auto kan beschikken worden vergoed.

Deze afspraken treden in werking per 1 januari 2006.

8.2 Toelage afkoop extra werkdruk VVHO

Partijen hebben afgesproken het lage bedrag afkoop extra werkdruk van € 17,06 per dag met ingang van 1 januari 2006 te laten vervallen. Dit wil zeggen dat de vergoeding extra werkdruk dan voor iedereen gelijk is. Verder hebben partijen afgesproken de vergoeding per 1 januari 2006 te verhogen van € 39,76 per dag naar € 79,52.

8.3 Opheffing territoriale beperking ouderschapsverlof militairen

Partijen hebben afgesproken de territoriale beperking voor ouderschapsverlof voor militairen per 1 april 2006 te schrappen. Hiermee wordt in ruimere mate uitvoering gegeven aan het streven naar het bevorderen van de combinatie van arbeid en zorg.

8.4 Kinderopvang in het buitenland

Partijen hebben afgesproken de werkgeversbijdrage van 1/6de in de kosten van kinderopvang voor gezinnen die in het buitenland wonen en van kinderopvang gebruik maken en waarvoor geldt dat de partner niet in aanmerking komt voor een werkgeversbijdrage in de kinderopvang, per 1 januari 2006 te verdubbelen.

8.5 Eigen bijdrage scholen in Aruba en Nederlandse Antillen

Partijen spreken af dat de eigen bijdrage in de onderwijskosten en bijkomende kosten in Aruba en de Nederlandse Antillen als bedoeld in artikel 16 lid 8 onderdeel b van het Voorzieningenstelsel Buitenland Defensiepersoneel vanaf 1 januari 2006 tot aan het einde van de looptijd van dit arbeidsvoorwaardenakkoord, voor rekening komt van de werkgever.

9. Levensloopregeling

Partijen hebben afgesproken te komen tot een levensloopregeling Defensie. Over de uitwerking daarvan treden partijen nader in overleg. Daarmee zal in ieder geval rekening worden gehouden met de afspraken gemaakt in de Pensioenkamer ten aanzien van de pensioenopbouw en een niet-pensioengevende inleg van 0,8% voor burgerpersoneel geboren na 1949 die desgewenst door het betreffende personeel kan worden ingezet voor levensloop.

10. Overgangsrecht Flexibel personeelssysteem (FPS)

Voor het BBT-personeel geldt bij de introductie van het Flexibel Personeelssysteem als hoofdregel dat de bestaande BBT-aanstelling wordt uitgediend. Op grond van de combinatie van overwegingen van de organisatie en de persoonlijke voorkeur van de BBT'er, kan BBT-personeel in aanmerking komen voor een aanstelling bij de krijgsmacht in het Flexibel Personeelssysteem. Naarmate de BBT'er de leeftijd van 30 tot 35 jaar nadert wordt in dit kader de mogelijke geschiktheid voor een overgang naar de hogere functieniveau meegewogen. Besluiten inzake de verlenging van BBT-aanstellingen die in de periode tot 1 april 2007 worden genomen, zullen worden gerespecteerd.

Voor het BOT-personeel is het uitgangspunt dat de aanstelling wordt omgezet in een aanstelling bij de krijgsmacht waarbij de indeling bij het eigen krijgsmachtdeel ongewijzigd blijft. Daarmee worden voor hen de verschillende instrumenten van het Flexibel Personeelssysteem van toepassing, zoals loopbaanbegeleiding en opleidingsmogelijkheden. Voor het huidige BOT-personeel zijn de selectie- en keuzemomenten rond de leeftijd van 35 jaar niet van toepassing.
Een land is niet sterk als zij oorlog kan voeren, zij is pas sterk wanneer zij oorlog kan voorkomen...

-Peter-

05-07-2006

Heden hebben de Centrales van Overheidspersoneel overeenstemming bereikt met Defensie over de arbeidsvoorwaarden 2004-2006. Hoewel het zeker nog beter had gekund, met name als het gaat over de compensatie van de gevolgen van het nieuwe ziektekostenstelsel, zijn wij de mening toegedaan dat er op dit moment verder niets meer te halen valt.

Het "betere" bod dat er lag is gerealiseerd door de vasthoudendheid van de ACOM en de AFMP in de afgelopen maanden. Zoals u weet hebben deze twee bonden het onderhandelingsresultaat in maart afgewezen op een aantal gronden. De belangrijkste daarvan waren de inkomensontwikkeling en de terugverdienmogelijkheid van de uitzendtijd. Wel hebben wij er op aangedrongen dat wij op korte termijn, na het reces, willen beginnen te praten over de arbeidsvoorwaarden 2007.
Tevens dient er op korte termijn helderheid te zijn over het ouderenbeleid dat Defensie wil gaan voeren. Dit laatste is naar ons oordeel nauw verbonden met het diensteindedossier en het Flexibel Personeel Systeem dat Defensie volgend jaar wil invoeren.

Ook hebben wij aangegeven dat wij bij de onderhandelingen over 2007 terug zullen komen op de inkomensontwikkeling als gevolg van het nieuwe ziektekostenstelsel. Naar ons oordeel is dat thans voor sommige groepen in onvoldoende mate gecompenseerd.
Zoals hierboven al aangegeven viel er bij deze onderhandelingen niets meer te halen. Nu nogmaals afwijzen zou Defensie in de positie brengen om zaken te doen met de twee andere bonden die wel wilden instemmen.

In het komende nummer van ACOM Journaal zullen wij uitgebreid terugkomen op het onderhandelingsakkoord. De integrale tekst van het akkoord ziet u hieronder. De bijlagen zullen binnenkort verschijnen op onze website.


Arbeidsvoorwaardenbeleid sector Defensie
1 januari 2004 – 28 februari 2007

De staatssecretaris van Defensie en de centrales van overheidspersoneel hebben op 4 juli 2006 een akkoord bereikt over het volgende pakket maatregelen in het kader van het arbeidsvoorwaardenbeleid voor de sector Defensie.

1. Looptijd

Deze overeenkomst heeft een looptijd van 1 januari 2004 tot en met 28 februari 2007.

2. Inkomensontwikkeling

A. Generieke salarismaatregelen

De salarissen van het defensiepersoneel worden per 1 januari 2006 verhoogd met 2,2% en per 1 januari 2007 met 0,25%.

Deze salarisverhoging werkt door naar de ontslaguitkeringen (wachtgelden, FLO en UKW) van het gewezen defensiepersoneel. De indexering van de pensioenen en FPU-uitkeringen vindt plaats overeenkomstig de terzake geldende voorschriften.

B. Eenmalige uitkeringen

Het actief dienende defensiepersoneel, UKW'ers, FLO'ers en wachtgelders hebben over het jaar 2004 aanspraak op een eenmalige uitkering ter grootte van 0,8% en over het jaar 2005 op een eenmalige uitkering ter grootte van 1,85% (peildatum 1 januari 2006). De eenmalige uitkering wordt toegekend aan het personeel dat op 1 januari 2006 in dienst is bij Defensie en aan UKW'ers, FLO'ers en wachtgelders die op 1 januari 2006 een uitkering van Defensie ontvangen.
Het actief dienende defensiepersoneel, UKW'ers, FLO'ers en wachtgelders hebben over het jaar 2006 aanspraak op een eenmalige uitkering ter grootte van 1,0% (peildatum 1 december 2006). De eenmalige uitkering wordt toegekend aan het personeel dat op 1 december 2006 in dienst is bij Defensie en aan UKW'ers, FLO'ers en wachtgelders die op 1 december 2006 een uitkering van Defensie ontvangen.

3. Arbeidsparticipatie ouderen

3.1 Aanpassing leeftijdsontslag militairen

1. Partijen spreken af om tot een pakket maatregelen te komen dat is gericht op de aanpassing van het diensteindestelsel voor militairen. Een en ander wordt toegespitst op de volgende hoofdpunten.

Aansluitend op het in de arbeidsvoorwaardenovereenkomst 2000-2001 overeengekomen overgangsregime worden de ontslagleeftijden voor militair personeel verhoogd naar - in het algemeen - 60 jaar.

In de periode tussen 1 januari 2015 en 1 januari 2018 wordt de ontslagleeftijd voor militair personeel met zes maanden per jaar verhoogd. Specifiek voor militairen van de Koninklijke Marine geldt voor zittend personeel de volgende systematiek:

- Voor schepelingen die op 1 januari 2006 31 jaar of ouder zijn wordt met ingang van 1 januari 2015 de ontslagleeftijd stapsgewijs verhoogd naar 55 jaar. In dit kader wordt de ontslagleeftijd na afloop van het huidige overgangsregime in de periode tussen 1 januari 2015 en 1 januari 2018 met zes maanden per jaar verhoogd.

- Voor subalterne officieren die op 1 januari 2006 31 jaar of ouder zijn wordt met ingang van 1 januari 2015 de ontslagleeftijd stapsgewijs verhoogd naar 57 jaar. In dit kader wordt de ontslagleeftijd na afloop van het huidige overgangsregime in de periode tussen 1 januari 2015 en 1 januari 2018 met zes maanden per jaar verhoogd.

- Voor schepelingen en subalterne officieren die op 1 januari 2006 jonger zijn dan 31 jaar geldt een generieke ontslagleeftijd van 60 jaar.

- Voor hoofd- en vlagofficieren wordt met ingang van 1 januari 2018 de ontslagleeftijd stapsgewijs verhoogd naar 60 jaar. In dit kader wordt de ontslagleeftijd na afloop van het huidige overgangsregime in de periode tussen 1 januari 2018 en 1 januari 2021 met zes maanden per jaar verhoogd.

In aansluiting op het overgangsregime naar 60 jaar geldt voor vlag- en opperofficieren, kapiteins ter zee en kolonels een individueel te bepalen ontslagleeftijd gelegen tussen 60 en 65 jaar met als uitgangspunt een gemiddelde ontslagleeftijd van 62,5 jaar.

Militairen in de rang van luitenant-kolonel of kapitein-luitenant ter zee die worden bevorderd tot kolonel of kapitein ter zee en die te maken krijgen met de thans afgesproken verhoging van de ontslagleeftijd, zullen bij de bevordering worden gewezen op de gevolgen daarvan voor hun ontslagleeftijd. Voor hen zal een individuele ontslagleeftijd tussen 60 en 65 jaar gelden met als uitgangspunt een gemiddelde ontslagleeftijd van 62,5 jaar.

Voor de categorie academisch geschoolde kapiteins-luitenant ter zee en luitenant-kolonels die in hun veld van academische deskundigheid als zodanig werkzaam zijn (waaronder accountants, artsen, juristen, MDD en gedragswetenschappers, technisch specialisten en geestelijk verzorgers) wordt er naar gestreefd om op basis van met de individuele militair te maken afspraken overeenstemming te bereiken over een ontslagmoment tussen de 60 en 65 jaar.

2. In aanvulling hierop hebben partijen afgesproken dat een derde van de tijd gedurende welke de militair is uitgezonden in het kader van vredes en humanitaire operaties, te rekenen vanaf 1 januari 1990, voor diegenen waarvoor de ontslagleeftijd 60 jaar of hoger is, tot een maximum van twee jaar in mindering wordt gebracht op de hierboven genoemde ontslagleeftijden. Deze inverdienmogelijkheid geldt voor alle hiervoor vermelde personeelscategorieën. Voor het personeel waarvoor de ontslagleeftijd 58 tot 60 jaar is, wordt eveneens de factor van een derde toegepast, met dien verstande dat de ontslagleeftijd niet lager kan zijn dan 58 jaar.

3.2 Aanpassing functioneel leeftijdsontslag burgerpersoneel

1. De ontslagleeftijden van 55 jaar en 60 jaar, zoals die in artikel 119, eerste en tweede lid van het BARD zijn bepaald, komen te vervallen.

2. De huidige leeftijd van 55 jaar wordt voor het zittend personeel verhoogd naar 60 jaar. In de periode tussen 1 januari 2010 en 1 januari 2022 wordt deze ontslagleeftijd stapsgewijs verhoogd. De ontslagleeftijd van 60 jaar wordt in de periode van 1 januari 2010 tot 1 januari 2020 stapsgewijs verhoogd naar 62 jaar.

3. Uitgangspunt vormt dat de huidige bruto uitkering ongewijzigd blijft. Deze uitkering wordt vormgegeven via de FLO/FPU-constructie, zolang via het VPL-overgangsrecht nog FPU-rechten in beeld zijn. Waar dat niet meer het geval is, wordt de financiële voorziening ingevuld via versterkt OP, waarbij de uitkomst materieel gelijk is aan de huidige FLO/FPU.

4. Voor het personeel dat valt onder het overgangsregime en waarvoor tijdens de periode gelegen na het 55ste jaar op basis van een individuele afweging een voortzetting van de uitoefening van de functie leidt tot een te grote fysieke belasting, wordt in de directe omgeving een bij het individu passende vervangende functie gezocht met behoud van het uitzicht op functioneel leeftijdsontslag.

5. Voor het personeel dat niet onder het onder punt 2 genoemde overgangsrecht valt, wordt tijdens de loopbaan in de FLO-functie naar een nieuwe functie toegewerkt. Instroom in de FLO blijft slechts mogelijk als in de praktijk deze bemiddeling naar een andere functie niet mogelijk is gebleken.

6. Voor het personeel dat vanaf 1 januari 2007 nieuw in dienst treedt, wordt de mobiliteit vergroot, waarbij medewerkers bij voorbaat weten dat ze voor een bepaalde periode het vak uitoefenen, en daarna hun loopbaan elders (binnen of buiten Defensie) voortzetten.

4. Herijking sociale zekerheid i.v.m. fiscale wetgeving

Partijen komen overeen met elkaar in gesprek te komen over herijking van de sociale zekerheid op het gebied van de bovenwettelijke WW.

5. Beperking loondoorbetaling bij ziekte

Partijen conformeren zich aan de in het Sociaal Akkoord van 5 november 2004 opgenomen afspraken over de beperking van de loondoorbetaling bij ziekte. Dit wil zeggen dat over de eerste twee ziektejaren tezamen gemeten niet meer dan 170% van het laatstverdiende loon wordt betaald.
Partijen spreken daarom af dat de loondoorbetaling bij ziekte voor het defensiepersoneel als volgt wordt gewijzigd. De burgerambtenaar of militair die ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid wegens ziekte geniet vanaf de dag waarop deze ongeschiktheid aanvangt gedurende een termijn van 12 maanden zijn volledige bezoldiging. De daarop volgende 12 maanden geniet hij 70% van de bezoldiging. Als berekeningsbasis geldt de laatstgenoten bezoldiging.
De afspraken gelden voor de burgerambtenaar of militair die op of na 1 januari 2004 ziek is geworden en gaan in per de datum van plaatsing in het Staatsblad.

Partijen zullen op korte termijn de voornemens van Defensie ten aanzien van de vormgeving van het reïntegratiebeleid bespreken. Daarbij kan een andere vormgeving van het hiervoor bedoelde afbouwregime aan de orde zijn.

Gelet op het uitgangspunt dat (meer) werken beter beloond moet worden dan niet of minder werken is afgesproken dat na afloop van de eerste termijn van 12 maanden ook voor deze arbeid aanspraak bestaat op een volledige doorbetaling van de bezoldiging. Dit betekent dat de ambtenaar die in het kader van zijn reïntegratie voor een aantal uren geschikt is bevonden om passende arbeid te verrichten en die arbeid ook daadwerkelijk verricht, over de gewerkte uren aanspraak heeft op een volledige doorbetaling van zijn bezoldiging.

Het gaat daarbij om loonvormende arbeid: arbeid die is gericht op het leveren van productie. Het volgen van onderwijs of scholing wordt als loonvormende arbeid aangemerkt als dit gekoppeld is aan de functievervulling van een voor betrokkene geschikte functie. Voor de dienstongeschikte militair geldt het volgen van onderwijs of scholing daarentegen eveneens als loonvormende arbeid, indien deze plaats vindt binnen een erkend reïntegratietraject gericht op concrete arbeidsmogelijkheden buiten Defensie en goedgekeurd is door de reïntegratie-autoriteit van Defensie.
Reïntegratieactiviteiten waaronder therapeutische arbeid worden niet gezien als loonvormende arbeid. Voor wat betreft therapeutische arbeid wordt aangesloten bij de definitie van arbeidstherapie die het UWV hanteert.

De hiervoor vermelde staffel voor het uitkeringsniveau is van overeenkomstige toepassing op de gewezen burgerambtenaar of militair die wegens ziekte ontstaan voor het tijdstip van ingang van zijn ontslag nog ongeschikt is een functie te vervullen. De staffel wordt gehanteerd gedurende de periode dat betrokkene ongeschikt is tot werken wegens ziekte tot een maximum van 78 weken.

Bij arbeidsongevallen en beroepsziekten zal de rechtspositie in materiële zin niet wijzigen. Wel wordt in het traject van de Wet verbetering poortwachter een individueel toetsmoment geïntroduceerd. Dit heeft tot doel om te komen tot een strikt individuele bepaling van de aanspraak en om een brondocument te verkrijgen voor de verdere begeleiding en vergoeding van eventuele aanvullende ziektekosten. Het vorenstaande geldt niet voor ongevallen met bijzonder dienstverband.


6. Ziektekosten

Per 1 januari 2006 is de Zorgverzekeringswet (ZVW) ingevoerd. Voor wat betreft de gevolgen hiervan voor het defensiepersoneel maken partijen de volgende nadere afspraken voor de volgende categorieën:
a. UKW'ers en FLO'ers
b. Burgerpersoneel
c. Diegenen die gebruikmaken van de ZVD-regeling
d. Diegenen die in het buitenland geplaatst zijn
e. Invaliditeitsgepensioneerden en nabestaanden als gevolg van overlijden in verband met een dienstongeval jonger dan 65 jaar
f. Wachtgelders
g. FPU'ers
h. Grensgangers

a. UKW'ers en FLO'ers
Afgesproken is dat Defensie voor UKW'ers en FLO'ers vanaf 1 januari 2006 de inkomensafhankelijke ZVW-bijdrage vergoedt. Voor UKW'ers verblijvend in het buitenland wordt als bijdrage in de voor hen aan de orde zijnde ziektekosten het met de inkomensafhankelijke ZVW-bijdrage overeenkomende bedrag vergoed.
Het van de SZVK retour te ontvangen vermogenssurplus van 8,1 miljoen Euro wordt, indien het bestuur van de SZVK daarmee instemt, ingezet voor een nominale uitkering voor de UKW'ers van 435 Euro bruto per 1 oktober 2006 en 300 Euro bruto per 1 oktober 2007.

b. Burgerpersoneel
De huidige interimuitkering vervalt met de invoering van de Zorgverzekeringswet. De hierdoor beschikbaar komende gelden worden als volgt ingezet. Het burgerpersoneel ontvangt vanaf 2006 een nominale uitkering van € 1.400 bruto per jaar. Voor deeltijders wordt dit bedrag aangepast naar evenredigheid van de deeltijdfactor. Deze nominale uitkering is pensioengevend en wordt in maandelijkse termijnen betaald. Over dit bedrag wordt geen vakantie- of eindejaarsuitkering opgebouwd. Het nominale bedrag wordt jaarlijks met ingang van 2007 geïndexeerd op basis van de sectorale contractloonontwikkeling.

c. Diegenen die gebruikmaken van de ZVD-regeling
De ZVD-regeling vervalt met ingang van 1 januari 2006.
Aanvragers die tot 1 januari 2006 aanspraak maakten op de ZVD-regeling ontvangen, aansluitend op de afhandeling in 2006 van ZVD-aanvragen over 2005, als afbouw van de ZVD-regeling in de jaren 2007 tot en met 2012 een uitkering die is afgeleid van de ZVD-uitkering over 2005. Deze uitkering bedraagt het in de volgende tabel vermelde percentage van de ZVD-uitkering over 2005.

Jaar Percentage
2007 55%
2008 45%
2009 40%
2010 30%
2011 20%
2012 10%

Diegenen die reeds in aanmerking komen voor een vergoeding als bedoeld onder e., f. en g. van deze paragraaf, komen niet in aanmerking voor deze afbouwregeling.

d. Diegenen die in het buitenland geplaatst zijn
De met toestemming in het buitenland wonende gezinsleden van in het buitenland geplaatste militairen alsmede in het buitenland geplaatste burgerambtenaren inclusief diens met toestemming in het buitenland wonende gezinsleden, kunnen na invoering van de Zorgverzekeringswet mogelijk geconfronteerd worden met hogere premielasten als gevolg van een in het betrokken land voor dezelfde medische voorzieningen aan de orde zijnd hoger kostenniveau dan in Nederland het geval is.

Defensie is bereid om hen tegemoet te komen. Voor 2006 wordt een tegemoetkoming overeengekomen van € 35 per volwassene per maand waarbij er van uit wordt gegaan dat deze tegemoetkoming wordt benut voor het afsluiten van een aanvullende ziektekostenverzekering met buitenlanddekking die de onkosten tot 200% van het Nederlands prijspeil dekt. Dit bedrag wordt jaarlijks geïndexeerd op basis van de gemiddelde premieontwikkeling van die aanvullende ziektekostenverzekering. Tenzij partijen anders overeenkomen zal deze tegemoetkoming gecontinueerd worden.

Defensie is bereid het deel van de per 1 januari 2006 verzekerde ziektekosten dat aantoonbaar het niveau van 200% van het Nederlands prijspeil overstijgt tot 1 januari 2007 op declaratiebasis te vergoeden. Uiterlijk op 1 januari 2007 wordt tot nadere invulling van de betrokken vergoeding gekomen.
Een land is niet sterk als zij oorlog kan voeren, zij is pas sterk wanneer zij oorlog kan voorkomen...